PKN
Ontmoetingskerk Zevenhuizen-Moerkapelle
 
Kerkenraad Kerkenraad

Plaatselijke regeling GKZM 2008

Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de Gereformeerde Kerk te Zevenhuizen-Moerkapelle

Vaststelling, inwerkingtreding en wijziging
Deze plaatselijke regeling is vastgesteld door de Kerkenraad op 18 april 2005 en is vanaf deze datum geldig. Deze regeling is aangepast op 14 april 2008 en op 5 april 2017. 

Inhoud
 
Paragraaf  
   
     1 Samenstelling van de Kerkenraad
     2.1. Verkiezing van ambtsdragers algemeen
     2.2. Verkiezing van ouderlingen en diakenen
     2.3 Verkiezing van predikanten
     3 De werkwijze van de Kerkenraad
     4 Besluitvorming
     5 De kerkdiensten
     6.1. De vermogensrechtelijke aangelegenheden kerkrentmeesterlijk
     6.2. idem, diaconaal
     6.3. De vermogensrechtelijke aangelegenheden – begrotingen, jaarrekeningen, collecterooster
     6.4. Overige taken van kerkrentmeesters en diakenen
     7 Overige bepalingen
  Ondertekening


§ 1. Samenstelling van de kerkenraad

Ordinantietekst 
Ord. 4, art. 6.
  1. Elke gemeente heeft een kerkenraad.
  2. De kerkenraad wordt gevormd door de ambtsdragers van de gemeente.
  3. Met het oog op de vervulling van de door de kerkenraad te verrichten taken stelt de kerkenraad het aantal ambtsdragers vast met dien verstande dat in de kerkenraad alle ambten aanwezig zijn en wel naast de predikant ten minste twee ouderlingen die niet tevens kerkrentmeester zijn, twee ouderlingen die tevens kerkrentmeester zijn en drie diakenen.
  4. In een gemeente met minder dan 300 leden kan de kerkenraad een kleiner aantal ambtsdragers vaststellen, met dien verstande dat alle ambten aanwezig zijn en in de plaatselijke regeling – met medewerking en goedvinden van het breed moderamen van de classicale vergadering, na in daarvoor in aanmerking komende gevallen de evangelisch-lutherse synode te hebben gehoord – is voorzien op welke wijze de in de ordinanties genoemde taken worden verricht.
  5. Wanneer de helft van het aantal ambtsdragers ontbreekt of buiten functie is, bepaalt het breed moderamen van de classicale vergadering na overleg met de nog functionerende ambtsdragers en na in daarvoor in aanmerking komende gevallen de evangelisch-lutherse synode te hebben gehoord, op welke wijze de in de ordinanties genoemde taken kunnen worden verricht.
  6. De kerkenraad kan bepalen dat en in hoeverre zij die in de gemeente in een bediening zijn gesteld, als adviseur aan de vergaderingen van de kerkenraad deelnemen.
  7. De kerkenraad kan predikanten die met bijzondere opdracht aan de gemeente verbonden zijn en dienstdoende predikanten die lid zijn van de gemeente benoemen tot lid van de kerkenraad. 
1.1. Aantal Ambtsdragers
De kerkenraad bestaat uit de volgende ambtsdragers (vanaf 5 april 2017):
 
 
Verplicht minimum
     (Ord. 4-6-3)
Predikant 1
Ouderlingen 2
Ouderlingen-kerkrentmeester 2
Diakenen 3
Totaal 8

1.2. Vaste adviseurs
Als vaste adviseur neemt aan de kerkenraadsvergadering deel: 
- de aan de gemeente verbonden kerkelijk werker (pastor).

1.3. Ambtsdragers voor specifieke taken
Op basis van art. 8 lid 2 van ordinantie 3 van de kerkorde kan de kerkenraad besluiten om in aanvulling op het bepaalde in 1.1 een daartoe boventallig aan te trekken ambtsdrager te belasten met specifieke taken en daarbij vrij te stellen van (een deel van) de bij het betreffende ambt behorende reguliere taken. Het inzake de verkiezing van ambtsdragers in hoofdstuk 2 van deze plaatselijke regeling bepaalde is daarbij van overeenkomstige toepassing. Indien de ambtsdrager is vrijgesteld van deelneming aan kerkenraadsvergaderingen, telt zijn of haar afwezigheid niet mee bij het bepalen van het in hoofdstuk 4 bedoelde quorum.


§ 2.1 Verkiezing van ambtsdragers ─ algemeen

Ordinantietekst
Ord. 3, art. 2.    De verkiezingsregeling
  1. De verkiezing wordt gehouden volgens een door de kerkenraad vast te stellen regeling.
  2. Tot vaststelling of wijziging van deze regeling kan de kerkenraad overgaan met inachtneming van het bepaalde in ordinantie 4-7-2.
  3. De kerkenraad bepaalt, na de leden van de gemeente er in gekend en er over gehoord te hebben, of alleen belijdende leden dan wel ook doopleden stemgerechtigd zijn en legt dit in de in lid 1 genoemde regeling vast. Om stemgerechtigd te zijn dienen doopleden de leeftijd van achttien jaar te hebben bereikt.
  4. De kerkenraad kan in de regeling opnemen dat bij volmacht kan worden gestemd, met dien verstande dat niemand meer dan twee gevolmachtigde stemmen kan uitbrengen en alleen stemgerechtigde leden gevolmachtigde stemmen kunnen uitbrengen.
Generale regeling gastlidmaatschap
 
Art. 6.  Rechten van gastleden
Gastleden kunnen lid zijn van kerkenraadscommissies en organen van bijstand van ambtelijke vergaderingen. Alleen indien de in ordinantie 3-2 bedoelde  verkiezingsregeling van de gemeente  daarin expliciet voorziet, hebben zij het passief en actief kiesrecht. Zij kunnen niet worden afgevaardigd naar een meerdere vergadering.

 2.1.1. Stemrecht 
De belijdende leden zijn stemgerechtigd. Doopleden zijn stemgerechtigd voorzover zij de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt. Gastleden worden in dezen gelijkgesteld met de leden.  

2.1.2. Regels voor het stemmen
a. De stemming geschiedt schriftelijk.
b. Indien er meer kandidaten zijn dan er verkozen moeten worden, zijn van hen verkozen diegenen op wie de meeste stemmen zijn uitgebracht en die de meerderheid van de uitgebrachte stemmen hebben behaald, tot het aantal vacatures dat vervuld moet worden.
c. Indien voor een vacature geen van de kandidaten een meerderheid heeft behaald, vindt een herstemming plaats tussen de twee kandidaten die de meeste stemmen behaalden.
b. Staken de stemmen, dan vindt herstemming plaats. Staken de stemmen weer, dan beslist het lot.

2.1.3. Stemmen bij volmacht
Er kan bij volmacht worden gestemd, met dien verstande dat niemand meer dan twee gevolmachtigde stemmen kan uitbrengen en alleen stemgerechtigde leden gevolmachtigde stemmen kunnen uitbrengen.
De volmachten zijn schriftelijk en ondertekend en worden van te voren aan de kerkenraad getoond.
 

§ 2.2. Verkiezing van ouderlingen en diakenen

Ordinantietekst 
Ord. 3, art. 6.  De verkiezing van ouderlingen en diakenen
  1. De verkiezing van ouderlingen en diakenen geschiedt uit de stemgerechtigde leden van de (wijk)gemeente. Slechts per geval en na instemming van het breed moderamen van de classicale vergadering kan de kerkenraad een stemgerechtigd lid van een andere (wijk)gemeente kandidaat stellen met het oog op de verkiezing tot ouderling of diaken.
  2. De kandidaatstelling met het oog op de verkiezing geschiedt door de kerkenraad.
  3. Voorafgaande aan de kandidaatstelling wordt de gemeente uitgenodigd schriftelijk en ondertekend bij de kerkenraad aanbevelingen in te dienen van personen die naar haar mening voor verkiezing in aanmerking komen. Aanbevelingen van personen die naar de mening van gemeenteleden voor verkiezing in aanmerking komen, gaan vergezeld van een vermelding bij elke aanbevolene van het ambt waarvoor de aanbevolene in aanmerking komt.
  4. De kerkenraad maakt voor elk ambt waarin een vacature is of zal ontstaan een verkiezingslijst op met daarop de namen van hen - die door tien of meer stemgerechtigde gemeenteleden voor dat ambt zijn aanbevolen - die door de kerkenraad zelf voor het ambt worden voorgedragen. Doopleden worden eerst op de verkiezingslijst opgenomen, nadat de kerkenraad zich ervan vergewist heeft, met inachtneming van ordinantie 9-4-1 en 2, dat zij onder de belijdende leden kunnen worden opgenomen.
  5. Indien de verkiezingslijst meer namen telt dan het aantal vacatures voor dat ambt, vindt verkiezing plaats door de stemgerechtigde leden van de gemeente. Indien het aantal kandidaten niet groter is dan het aantal vacatures, worden de kandidaten verkozen verklaard.
  6. De stemgerechtigde leden van de (wijk)gemeente kunnen ─ telkens voor een periode van ten hoogste zes jaren ─ de kerkenraad machtigen om, na kennisneming van de ingekomen aanbevelingen voor de verkiezing van ouderlingen en diakenen, voor elke vacature afzonderlijk een dubbeltal vast te stellen, waaruit de verkiezing door de stemgerechtigde leden van de (wijk)gemeente plaatsvindt.
  7. In afwijking van het bepaalde in dit artikel geschiedt in een gemeente met wijkgemeenten de verkiezing van ouderlingen en diakenen met een bepaalde opdracht ten behoeve van de gemeente in haar geheel, door de algemene kerkenraad uit de stemgerechtigde leden van de gemeente, nadat de leden van de gemeente in de gelegenheid zijn gesteld personen aan te bevelen die naar hun mening voor verkiezing in aanmerking komen. Zij maken als boventallig lid deel uit van de algemene kerkenraad. Zij kunnen tevens, op verzoek van de wijkkerkenraad van de wijkgemeente waartoe zij behoren, deel uitmaken van die wijkkerkenraad.
  8. De kerkenraad maakt de namen van hen die gekozen zijn, aan de gemeente bekend om haar goedkeuring te verkrijgen met het oog op hun bevestiging.
  9. Bezwaren tegen de gevolgde verkiezingsprocedure of tegen de bevestiging van een gekozene kunnen worden ingebracht door stemgerechtigde leden van de gemeente en dienen uiterlijk één week na deze bekendmaking schriftelijk en ondertekend bij de kerkenraad te worden ingediend.
  10. De kerkenraad zendt het bezwaarschrift binnen veertien dagen ─ onverminderd zijn verantwoordelijkheid te proberen zelf het bezwaar weg te nemen ─ indien het gaat om een bezwaar tegen de gevolgde verkiezingsprocedure, door naar het regionale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen en, indien het gaat om een bezwaar tegen de bevestiging van de gekozene, naar het regionale college voor het opzicht. Het regionale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen doet terzake een eind­uitspraak. Het regionale college voor het opzicht doet, indien het de bezwaren ongegrond verklaart, een einduitspraak. Tegen de uitspraak van het regionale college voor het opzicht om de bezwaren gegrond te verklaren is beroep mogelijk.
  11. Indien geen bezwaren zijn ingebracht of de ingebrachte bezwaren ongegrond zijn bevonden, vindt ─  met inachtneming van het in ordinantie 9-5-4 bepaalde ─ de bevestiging plaats in een kerkdienst met gebruikmaking van een daarvoor bestemde orde. De bevestiging kan onder handoplegging  geschieden.

2.2.1. Jaarlijkse verkiezingsperiode 
De verkiezing van ouderlingen en diakenen vindt plaats in mei. 
 
2.2.2. Uitnodigingen
De uitnodiging tot het doen van aanbevelingen, genoemd in Ord. 3-6-3, wordt tenminste zes weken voordat de verkiezing plaats heeft, door de kerkenraad gedaan. 
De uitnodiging om te stemmen wordt ten minste drie weken voordat de verkiezing plaats heeft, door de kerkenraad gedaan. 

2.2.3. Vorm van de verkiezing 
Ouderlingen en diakenen worden gekozen 
- tijdens een vergadering van stemgerechtigde leden of
- door middel van een stembusverkiezing

2.2.4. Rooster van aftreden
De kerkenraad houdt een rooster van aftreden van de ouderlingen en diakenen bij.


Ord. 3-7  De ambtstermijn van ouderlingen en diakenen 
  1. De ambtstermijn van ouderlingen en diakenen is vier jaar. Zij zijn eenmaal terstond als ambtsdrager herkiesbaar. De kerkenraad kan hiervan slechts per geval in bijzondere omstandigheden afwijken na instemming van het breed moderamen van de classicale vergadering.
  2. Zij die niet terstond herkiesbaar zijn, zijn eerst na afloop van een tijdvak van elf maanden na de datum waarop hun ambtstermijn volgens het rooster van aftreden verstreken is, verkiesbaar.
  3. Indien een ambtsdrager is afgevaardigd naar een meerdere vergadering of als ambtsdrager zitting heeft in een regionaal of generaal college, kan de kerkenraad de ambtstermijn verlengen tot het einde van de termijn waarvoor deze als afgevaardigde is aangewezen of als lid is benoemd.
  4. De kerkenraad stelt voor de ouderlingen en de diakenen een rooster van aftreden vast. Wanneer het gaat om de vervulling van een tussentijds ontstane vacature, handelt de kerkenraad met betrekking tot de datum van aftreden naar bevind van zaken.
  5. Aftredende ambtsdragers houden zo mogelijk in de kerkenraad zitting tot hun opvolgers zijn bevestigd, doch in elk geval niet langer dan zes maanden na de datum waarop hun ambtstermijn volgens het rooster van aftreden verstreken is.
  6. In de plaatselijke regeling voor de verkiezing van ambtsdragers wordt vastgesteld in welke maand de verkiezing van ouderlingen en diakenen wordt gehouden.


§ 2.3 Verkiezing van predikanten 

Ordinatietekst
Ord. 3, art. 4.    De verkiezing van predikanten
  1. Voor de verkiezing tot predikant van een gemeente komen in aanmerking zij die in de Protestantse Kerk in Nederland tot het ambt van predikant beroepbaar zijn.
  2. Predikanten voor gewone werkzaamheden zijn pas beroepbaar wanneer zij ten minste vier jaar de gemeente waaraan zij verbonden zijn, hebben gediend. Afwijking hiervan is slechts mogelijk met instemming van het breed moderamen van de classicale vergadering van de classis waartoe de gemeente behoort waaraan de betrokken predikant verbonden is.
  3. Een predikant kan niet binnen twee jaar voor de tweede maal worden beroepen in dezelfde vacature.
  4. De kandidaatstelling met het oog op de verkiezing geschiedt door de kerkenraad. De kerkenraad van een wijkgemeente verricht de kandidaatstelling tezamen met de algemene kerkenraad in een gezamenlijke vergadering, waarbij elke van beide kerkenraden met de kandidatuur dient in te stemmen.
  5. De verkiezing van een predikant vindt plaats in een door de kerkenraad belegde vergadering van de stemgerechtigde leden van de gemeente. Gaat het om de verkiezing van een predikant die als predikant voor gewone werkzaamheden verbonden zal worden aan een wijkgemeente, dan geschiedt de verkiezing door de stemgerechtigde leden van de wijkgemeente.
  6. Voor het geval dat de kerkenraad één kandidaat ter verkiezing aan de gemeente voorstelt, is een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte geldige stemmen vereist om deze gekozen te kunnen verklaren.
  7. In een gemeente met meer dan 200 stemgerechtigde leden kan - met medewerking en goedvinden van het breed moderamen van de classicale vergadering ─ in de in artikel 2-1 bedoelde regeling worden bepaald dat in afwijking van het in lid 5 voorgeschrevene de verkiezing van de predikant geschiedt door de kerkenraad.
  8. In afwijking van het bepaalde in dit artikel geschiedt in een gemeente met wijkgemeenten de verkiezing van een predikant met een bepaalde opdracht ten behoeve van de gemeente in haar geheel die niet tevens aan een wijkgemeente verbonden wordt, door de algemene kerkenraad. Deze predikant maakt als boventallig lid deel uit van de algemene kerkenraad.
  9. De kerkenraad maakt de naam van de gekozene aan de gemeente bekend om haar goedkeuring te verkrijgen met het oog op de beroeping.
  10. Bezwaren tegen de gevolgde verkiezingsprocedure kunnen worden ingebracht door stemgerechtigde leden van de gemeente en dienen uiterlijk één week na deze bekendmaking schriftelijk en ondertekend bij de kerkenraad te worden ingediend.
  11. De kerkenraad zendt het bezwaarschrift binnen veertien dagen ─ onverminderd zijn verantwoordelijkheid te proberen zelf het bezwaar weg te nemen ─ door naar het regionale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen, dat terzake een einduitspraak doet.
2.3.1. Uitnodiging 
De uitnodiging om te stemmen wordt ten minste drie weken voordat de verkiezing plaats heeft door de kerkenraad gedaan.
 

§ 3. De werkwijze van de kerkenraad


Ordinantietekst
 
Ortd. 4, art. 8.    Werkwijze
  1. De kerkenraad komt ten minste zes maal per jaar bijeen.
  2. De kerkenraad kiest jaarlijks uit zijn midden een moderamen bestaande uit ten minste een preses, een scriba en een assessor. In het moderamen hebben ten minste een predikant, een ouderling, een ouderling-kerkrentmeester en een diaken zitting. Indien de kerkenraad minder dan twaalf leden telt, hebben in het moderamen ten minste een predikant, een ouderling of een ouderling-kerkrentmeester en een diaken zitting.
  3. Het moderamen heeft tot taak het voorbereiden, samenroepen en leiden van de bijeenkomsten van de kerkenraad, de uitvoering van die besluiten van de kerkenraad waarvoor geen anderen aangewezen zijn, en voorts, onder verantwoording aan de kerkenraad, het afdoen van zaken van formele en administratieve aard en van zaken die geen uitstel gedogen.
  4. De kerkenraad kan zich in zijn arbeid laten bijstaan door commissies die door hem worden ingesteld en die werken in opdracht van, onder verantwoordelijkheid van en in verantwoording aan de kerkenraad.
  5. De kerkenraad stelt telkens voor een periode van vier jaar een beleidsplan op, na daarover overleg gepleegd te hebben met het college van kerkrentmeesters, het college van diakenen en met alle daarvoor in aanmerking komende organen van de gemeente. Elk jaar pleegt de kerkenraad met dezelfde colleges en organen overleg over eventuele wijziging van het beleidsplan. Nadat de kerkenraad het beleidsplan of een wijziging daarvan voorlopig heeft vastgesteld, wordt dit in de gemeente gepubliceerd. De kerkenraad stelt de leden van de gemeente in de gelegenheid hun mening over het beleidsplan of de wijziging kenbaar te maken. Daarna stelt de kerkenraad het beleidsplan of de wijziging vast.
  6. De kerkenraad maakt een regeling voor zijn wijze van werken, waarin in ieder geval wordt    geregeld: het bijeenroepen van zijn vergaderingen, de agendering, de wijze waarop de    gemeente wordt gekend en gehoord, de toelating van niet-leden van de kerkenraad tot zijn    vergaderingen en het beheer van zijn archieven.
  7. De kerkenraad neemt geen besluiten tot het wijzigen van de gang van zaken in de gemeente ten aanzien van:
    - het beantwoorden van de doopvragen door doopleden;
    - het toelaten van doopleden tot het avondmaal;
    - het verlenen van actief en passief kiesrecht aan doopleden;
    - de wijze van de verkiezing van ambtsdragers;
    - het zegenen van andere levensverbintenissen dan een huwelijk van man en vrouw; en ter zake van:
    - de aanduiding en de naam van de gemeente;
    - het voortbestaan van de gemeente;
    - het aangaan van een samenwerkingsverband met een andere gemeente;
    - de plaats van samenkomst van de gemeente;
    - het verwerven, ingrijpend verbouwen, afbreken, verkopen of op andere wijze vervreemden van een kerkgebouw
zonder de leden van de gemeente daarin gekend en daarover gehoord te hebben. Het kennen en horen dient in elk geval plaats te vinden in de vorm van een beraad in de gemeente indien het beraad in de desbetreffende ordinantie is voorgeschreven.

3.1. Aantal vergaderingen
De kerkenraad vergadert in de regel 10 maal per jaar op basis van een door de kerkenraad vast te stellen vergaderrooster. 
3.2. Bijeenroeping vergaderingen 
De vergaderingen van de kerkenraad worden tenminste 3 kalenderdagen van te voren bijeengeroepen door het moderamen, onder vermelding van de zaken, die aan de orde zullen komen (de agenda). 
3.3. Verslaglegging vergaderingen 
Van de vergaderingen wordt een schriftelijk verslag opgesteld, dat in de eerstvolgende vergadering door de kerkenraad wordt vastgesteld. Het vastgestelde verslag is openbaar, behoudens de tekstgedeelten die bij besluit van de kerkenraad als vertrouwelijk zijn aangemerkt. Tot genoemde tekstgedeelten worden in elk geval gerekend de passages die gegevens van persoonlijke aard bevatten. De kerkenraad kan zich voor het verslaan van zijn vergaderingen doen bijstaan door een notulist, die geen deel uitmaakt van de kerkenraad. Op deze notulist is het bepaalde in ord. 4 art. 2 betreffende geheimhouding van toepassing.  
3.4. Verkiezing moderamen 
De in ord. 4.8.2. genoemde jaarlijkse verkiezing van het moderamen geschiedt in de vergadering van de maand juni. 
3.5. Plaatsvervangers 
In de vergadering genoemd in art. 3.4 worden de plaatsvervangers van de voorzitter en de scriba aangewezen. 
3.6. De gemeente kennen in en horen over 
In de gevallen dat de kerkorde voorschrijft, dat de kerkenraad de gemeente kent in een bepaalde zaak en haar daarover hoort, belegt de kerkenraad een bijeenkomst met de (betreffende) leden van de gemeente, die wordt 
- aangekondigd in het kerkblad, dat voorafgaande aan de bijeenkomst verschijnt en
- afgekondigd op ten minste twee zondagen, die aan de bijeenkomst voorafgaan.
In deze berichtgeving vooraf maakt de kerkenraad kenbaar over welke zaak hij de gemeente wil horen.
3.7. Toehoorders
De kerkenraad laat gemeenteleden als toehoorder toe tot zijn vergaderingen. Niet-gemeenteleden kunnen na een daartoe strekkend besluit van de kerkenraad als toehoorder tot een specifieke vergadering toegelaten worden. Bij de bespreking van pastorale zaken worden geen toehoorders toegelaten. 
3.8. Beheer archief 
Het lopend archief van de kerkenraad berust bij de scriba, met inachtneming van de verantwoordelijkheid van het college van kerkrentmeesters voor de archieven van de gemeente uit hoofde van Ord. 11-2-7
sub g. 
3.9. Commissies en subcommissies
De kerkenraad laat zich in zijn arbeid bijstaan door de navolgende commissies:
     - de taakgroep vorming, toerusting en eredienst;
     - de taakgroep pastoraat;
     - de taakgroep jeugd.
De commissies kunnen al dan niet uit hun midden subcommissies samenstellen ten behoeve van specifieke taken op het werkterrein van de commissie. Nadere bepalingen omtrent de samenstelling, benoeming en opdracht van de commissies, de contacten tussen kerkenraad en de commissies, de werkwijze van de commissies, de rapportage aan de kerkenraad e.d. zijn per commissie vastgelegd in een instructie. Deze instructies zijn als bijlagen aan deze plaatselijke regeling gehecht.
 

§ 4.  Besluitvorming

Ordinantietekst 
Ord. 4, art. 5.  Besluitvorming
  1. In alle kerkelijke lichamen worden besluiten steeds na gemeenschappelijk overleg en zo mogelijk met eenparige stemmen genomen. Blijkt eenparigheid niet bereikbaar, dan wordt besloten met meerderheid van de uitgebrachte stemmen, waarbij blanco stemmen niet meetellen.
  2. Stemming over zaken geschiedt mondeling tenzij om schriftelijke stemming wordt gevraagd. Staken de stemmen, dan vindt herstemming plaats. Staken de stemmen weer, dan is het voorstel verworpen.
  3. Stemming over personen geschiedt schriftelijk. Wanneer er niet meer kandidaten zijn dan er verkozen moeten worden, kan mondeling worden gestemd als niemand van de aanwezige leden tegen mondelinge stemming bezwaar maakt. Indien één kandidaat wordt voorgesteld en de stemmen staken, vindt herstemming plaats. Staken de stemmen weer, dan is de kandidaat niet verkozen. Indien er meer kandidaten zijn dan er verkozen moeten worden, zijn van hen verkozen diegenen op wie de meeste stemmen zijn uitgebracht en die de meerderheid van de uitgebrachte stemmen hebben behaald, tot het aantal vacatures dat vervuld moet worden. Indien voor een vacature geen van de kandidaten een meerderheid heeft behaald, vindt een herstemming plaats tussen de twee kandidaten die de meeste stemmen behaalden. Staken de stemmen, dan vindt herstemming plaats. Staken de stemmen weer, dan beslist het lot.
  4. Geen besluiten kunnen worden genomen indien niet ten minste de helft van het aantal leden van het kerkelijk lichaam ter vergadering aanwezig is. Wanneer in een vergadering het quorum niet aanwezig is, kan ten aanzien van een op die vergadering ingediend voorstel een besluit worden genomen op een volgende vergadering die ten minste twee weken later wordt gehouden, ook wanneer dan het quorum niet aanwezig is.


§ 5. De kerkdiensten

Ordinantieteksten 
Ord. 5, artikel 1.  De eredienst
3. Tijd, plaats en aantal van de kerkdiensten worden vastgesteld door de kerkenraad.
Ord. 6, artikel 2.  De toelating tot de doop
4. De kerkenraad bepaalt of doopvragen door doopleden mogen worden
    beantwoord. De kerkenraad neemt een besluit tot wijziging van het beleid ter
    zake niet dan na de leden van de gemeente daarin gekend en daarover gehoord
    te hebben.
Ord. 7, artikel 2.  De toelating tot het Avondmaal
    De kerkenraad bepaalt of alleen belijdende leden of ook doopleden aan het
    Avondmaal kunnen deelnemen. De kerkenraad neemt een beslissing tot wijziging
    van het beleid ten aanzien van de deelname aan het Avondmaal niet dan na
    beraad in de gemeente, tot deelname waaraan de leden van de gemeente worden
    uitgenodigd. 
Ord. 5, artikel 4.  Andere levensverbintenissen
1. De kerkenraad kan ─ na beraad in de gemeente ─ besluiten dat ook andere
    levensverbintenissen van twee personen als een verbond van liefde en trouw voor
    Gods aangezicht kunnen worden gezegend.

5.1. Kerkgebouw 
De wekelijkse kerkdiensten van de gemeente worden volgens een door de kerkenraad vastgesteld rooster gehouden in het kerkgebouw aan de Dorpsstraat te Zevenhuizen. 
5.2. Doop 
Bij de bediening van de doop aan kinderen kunnen ook doopleden de doopvragen beantwoorden. Hen worden evenwel op hun positie als dooplid toegesneden vragen voorgelegd. 
5.3. Avondmaal 
Tot de deelname aan het avondmaal worden zowel belijdende leden als doopleden toegelaten. Van doopleden die aan het avondmaal deelnemen, wordt verwacht dat zij aan een vorm van avondmaalscatechese hebben deelgenomen. 
5.4 Andere levensverbintenissen (vanaf 1-9-2017)
De kerkenraad heeft – na beraad in de gemeente – besloten dat ook andere levensverbintenissen tussen gemeenteleden dan het burgerlijk huwelijk tussen man en vrouw als een verbond van liefde en trouw voor Gods aangezicht in het kerkgebouw van de gemeente kunnen worden gezegend.


§ 6.1. De vermogensrechtelijke aangelegenheden – kerkrentmeesterlijk

Ordinantieteksten 
Ord. 11, art. 2.   Het college van kerkrentmeesters
  1. De ouderlingen die in het bijzonder zijn aangewezen tot kerkrentmeester vormen tezamen met de kerkrentmeesters als bedoeld in lid 3 het college van kerkrentmeesters.
  2. Het college van kerkrentmeesters bestaat uit ten minste drie leden. De meerderheid van het college van kerkrentmeesters bestaat uit ouderlingen-kerkrent­meesters.
  3. De kerkrentmeesters die geen ouderling zijn, worden door de kerkenraad uit de leden van de gemeente benoemd nadat hun namen zijn voorgedragen aan de gemeente om haar goedkeuring te verkrijgen. Zij kunnen in de gemeente niet tegelijkertijd een ambt dragen.
  4. Ten aanzien van de kerkrentmeesters die geen ouderling zijn, is van overeenkomstige toepassing hetgeen voor ambtsdragers bepaald is ter zake van de zittingstijd, de mogelijkheid bezwaar te maken tegen de benoeming, het opzicht en de behandeling van bezwaren en geschillen.
  5. Het college van kerkrentmeesters wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan. De voorzitter is een van de ouderlingen-kerkrentmeester. Het college van kerkrentmeesters draagt er zorg voor dat de boekhouding en het middelenbeheer niet in één hand zijn.
  6. Indien aan de besluitvorming van het college van kerkrentmeesters minder dan drie leden deelnemen, is een besluit van het college slechts rechtsgeldig, a. wanneer, bij deelname door twee kerkrentmeesters, één ambtsdrager, daartoe aangewezen door de kerkenraad, aan de besluitvorming heeft deelgenomen en b. wanneer, bij deelname door één kerkrentmeester, twee ambtsdragers, daartoe aangewezen door de kerkenraad, aan de besluitvorming hebben deelgenomen.
  7. Het college van kerkrentmeesters heeft tot taak:
           a. het in overleg met en in verantwoording aan de kerkenraad scheppen en
               onderhouden van de materiële en financiële voorwaarden voor het leven en
               werken van de gemeente door:
                  - het meewerken aan de totstandkoming van het beleidsplan, de
                     begroting en de jaarrekening van de gemeente overeenkomstig
                     het bepaalde in ordinantie 4-7-1 en het bepaalde in de artikelen
                     6 en 7;
                   - het zorg dragen voor de geldwerving;
                   - het zorg dragen voor het beschikbaar zijn van ruimten voor de
                     eredienst en de andere activiteiten van de gemeente;
            en voorts
            b. het beheren van de goederen van de gemeente;
            c. het verzorgen van het, in het beleidsplan en de begroting geformuleerde,
                personeelsbeleid;
            d. het zorgdragen voor de arbeidsrechtelijke aangelegenheden van hen die
                krachtens arbeidsovereenkomst bij de gemeente werkzaam zijn op
                niet-diaconaal terrein;
            e. het fungeren als opdrachtgever van kosters en beheerders van gebouwen
                en ander beherend en administratief personeel dat op
                arbeidsovereenkomst in dienst van de gemeente werkzaam is;
             f. het bijhouden van de registers van de gemeente, het doopboek, het 
                belijdenisboek en ─ indien aanwezig ─ het trouwboek;
            g. het beheren van de archieven van de gemeente;
            h. het beheren van de verzekeringspolissen.
            Met het oog op deze taak kan de ouderling-kerkrentmeester worden
            vrijgesteld van
                 - het toerusten van de gemeente tot het vervullen van haar pastorale
                    en missionaire roeping en
                 - de herderlijke zorg.
      8. Het college van kerkrentmeesters blijft bij het beheren van en beschikken 
          over de aan hem toevertrouwde vermogenrechtelijke aangelegenheden
          van de gemeente binnen de grenzen van het door de kerkenraad
          vastgestelde beleidsplan en van de door de kerkenraad vastgestelde 
          begroting.
      9. De volgende rechtshandelingen behoeven vooraf de instemming van de 
          kerkenraad:
  • het verkrijgen, bouwen, ingrijpend verbouwen, uitbreiden of restaureren, verhuren, bezwaren, verkopen of op andere wijze vervreemden en afbreken van een gebouw of een orgel, beide in gebruik ten behoeve van de eredienst of anderszins van belang voor het leven en werken van de gemeente;
  • het aangaan van verplichtingen waarin niet bij vastgestelde begroting is voorzien;
  • het aanvaarden van erfstellingen of schenkingen onder last of voorwaarde; het oprichten van of deelnemen aan een stichting;
  • het voeren van processen voor de overheidsrechter en het aangaan van overeenkomsten om  geschillen op een andere wijze tot een oplossing te brengen. Diaconaal terrein waaraan voor de gemeente financiële gevolgen verbonden zijn welke niet bij vastgestelde begroting zijn voorzien.

Ord. 11, art. 5.   Rechtspersoonlijkheid en vertegenwoordiging
  1. De gemeente heeft rechtspersoonlijkheid. De gemeente wordt in vermogensrechtelijke aangelegenheden van niet-diaconale aard vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris van het college van kerkrentmeesters tezamen. Het college van kerkrentmeesters wijst voor elk van beiden uit zijn midden of uit de kerkenraad een plaatsvervanger aan.
  2. In alle andere aangelegenheden wordt de gemeente vertegenwoordigd door de preses en de scriba  van de kerkenraad tezamen. De kerkenraad wijst voor elk van beiden uit zijn midden een plaatsvervanger aan.
6.1.1. Omvang
Het college van kerkrentmeesters bestaat uit 3 leden.  
6.1.2. Samenstelling
Van de 3 kerkrentmeesters zijn er 2 ouderling. Het derde lid is geen ouderling. Het college vankerkrentmeesters verdeelt over zijn leden de functies van voorzitter, secretaris en penningmeester, met dien verstande dat de positie van voorzitter door een ouderling tevens kerkrentmeester wordt vervuld. 
6.1.3. Administrateur 
Het college van kerkrentmeesters wijst een administrateur aan. De aanwijzing kan geschieden voor bepaalde of onbepaalde tijd. De administrateur kan de vergaderingen van het college bijwonen en heeft daar een adviserende stem. Op hem is het bepaalde in ord. 4-2 betreffende de geheimhouding van toepassing. 
6.1.4. Bevoegdheid tot het doen van betalingen 
De penningmeester is bevoegd betalingen te doen namens de gemeente, met in achtneming van het door de kerkenraad vastgestelde beleidsplan en de begroting, tot een maximaal bedrag van 7500 euro per betaling. Voor betalingen boven dit bedrag zijn voorzitter en penningmeester of secretaris en penningmeester gezamenlijk bevoegd. Bij afwezigheid of ontstentenis van de penningmeester treedt de voorzitter op als diens plaatsvervanger. 
6.1.5. Aanwijzing plaatsvervangers
Tijdens de collegevergadering in de maand juni wijst het college de plaatsvervangers van de voorzitter en de secretaris aan. 
 

§ 6.2. De vermogensrechtelijke aangelegenheden – diaconaal

Ordinantieteksten (A) 
Ord. 11, art. 3.  Het college van diakenen
  1. De diakenen vormen tezamen het college van diakenen. Het college van diakenen bestaat uit ten minste drie leden.
  2. Het college van diakenen wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan. Het college van diakenen draagt er zorg voor dat de boekhouding en het middelenbeheer niet in één hand zijn.
  3. Indien aan de besluitvorming van het college van diakenen minder dan drie leden deelnemen, is een besluit van het college slechts rechtsgeldig, a. wanneer, bij deelname door twee diakenen, één ambtsdrager, daartoe aangewezen door de        kerkenraad, aan de besluitvorming heeft deelgenomen en b. wanneer, bij deelname door één diaken, twee ambtsdragers, daartoe aangewezen door de kerkenraad, aan de besluitvorming hebben deelgenomen.
  4. Het college van diakenen heeft tot taak: a.het in overleg met en in verantwoording aan de kerkenraad scheppen en onderhouden van  de materiële en financiële voorwaarden voor de door de gemeente te verrichten diaconale dienst door: - het meewerken aan de totstandkoming van het beleidsplan, de diaconale begroting en de  diaconale jaarrekening overeenkomstig het bepaalde in ordinantie 4-7-1 en het bepaalde in de artikelen 6 en 7; - het zorg dragen voor de geldwerving ten behoeve van de diaconale arbeid van de gemeente; en voorts  b. het beheren van de goederen van de diaconie;  c. het verzorgen van het, in het beleidsplan en de diaconale begroting geformuleerde, personeelsbeleid; d. het zorgdragen voor de arbeidsrechtelijke aangelegenheden van hen die krachtens arbeidsovereenkomst bij de diaconie werkzaam zijn;  e. het fungeren als opdrachtgever van hen die op arbeidsovereenkomst in de gemeente op diaconaal terrein werkzaam zijn;  f. het beheren van verzekeringspolissen.
  5. Het college van diakenen blijft bij het beheren van en beschikken over de aan hem toevertrouwde vermogensrechtelijke aangelegenheden binnen de grenzen van het door de kerkenraad vastgestelde beleidsplan en de door de kerkenraad vastgestelde begroting.
  6. De volgende rechtshandelingen behoeven vooraf de instemming van de kerkenraad:    - het aangaan van verplichtingen waarin niet bij vastgestelde begroting is voorzien; - het aanvaarden van erfstellingen of schenkingen onder last of voorwaarde; - het oprichten van of deelnemen aan een stichting; - het voeren van processen voor de overheidsrechter en het aangaan van overeenkomsten om geschillen op een andere wijze tot een oplossing te brengen.
  7. Het college van diakenen is bevoegd diaconale steun te verlenen aan personen, organen, kassen, fondsen, instellingen en rechtspersonen in binnen- en buitenland.    Uitsluitend in zeer bijzondere gevallen, zulks ter beoordeling van het regionale college voor de behandeling van beheerszaken en nadat ter zake toestemming is verkregen van dit college, kan het college van diakenen besluiten diaconale gelden beschikbaar te stellen voor niet-diaconaal werk van de gemeente.
  8. De kerkenraad neemt alleen in overleg met het college van diakenen beslissingen waaraan voor de diaconie van de gemeente financiële gevolgen verbonden zijn welke niet bij vastgestelde begroting zijn voorzien.
Ord. 11, art. 5.  Rechtspersoonlijkheid en vertegenwoordiging
  1. De diaconie van de gemeente heeft rechtspersoonlijkheid. Het college van diakenen is het bestuur van de diaconie. De gemeente wordt in vermogensrechtelijke aangelegenheden van diaconale aard vertegenwoordigd door de diaconie. De diaconie van de gemeente wordt vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris van het college van diakenen tezamen. Het college van diakenen wijst voor elk van beiden uit zijn midden of uit de kerkenraad een plaatsvervanger aan.
  2. .....

6.2.1. Omvang
Het college van diakenen bestaat uit 5 leden. 
6.2.2. Administrateur
Het college van diakenen wijst een administrateur aan. De administrateur woont de vergaderingen van het college bij en heeft daar een adviserende stem. Op hem is het bepaalde in ord. 4-2 betreffende de geheimhouding van toepassing.
6.2.3. Bevoegdheid tot het doen van betalingen 
De penningmeester is bevoegd betalingen te doen namens de diaconie, met in achtneming van het door de kerkenraad vastgestelde beleidsplan en de begroting, tot een maximaal bedrag van 1.000 euro per betaling. Voor betalingen boven dit bedrag zijn voorzitter en penningmeester of secretaris en penningmeester gezamenlijk bevoegd. Bij afwezigheid of ontstentenis van de penningmeester treedt de voorzitter op als diens plaatsvervanger.  
6.2.4. Aanwijzing plaatsvervangers
Tijdens de junivergadering van het college wijst het college de plaatsvervangers van de voorzitter en de secretaris aan.
6.2.5. Archief 
Het lopend archief van de diaconie wordt beheerd door een door het College van Diakenen aan te wijzen lid, met inachtneming van de verantwoordelijkheid van het College van Kerkrentmeesters voor het beheer van de archieven zoals bedoeld in Ord. 11-2-7 sub G.
6.2.6. Collecterooster 
Ter uitvoering van het bepaalde in Ord. 11 art. 6 wordt het collecterooster, voor zover dit uitsluitend een diaconaal karakter heeft, mede namens kerkenraad en college van kerkrentmeesters vastgesteld door het college van diakenen. 
 

§ 6.3. De vermogensrechtelijke aangelegenheden – begrotingen, jaarrekeningen, collecterooster 

Ordinantieteksten 
Ord. 11, art. 6. De begrotingen en het collecterooster
  1. Elk jaar plegen het college van kerkrentmeesters en het college van diakenen met de kerkenraad en met alle daarvoor in aanmerking komende organen van de gemeente overleg over de in samenhang met het door de kerkenraad vastgestelde beleidsplan op te stellen begrotingen en het collecterooster van het komende kalenderjaar.
  2. Vóór 1 november dienen het college van kerkrentmeesters en het college van diakenen hun ontwerpbegrotingen bij de kerkenraad in, vergezeld van een door hen in onderling overleg opgesteld gemeenschappelijk ontwerpcollecterooster.
  3. Indien de kerkenraad wijzigingen wil aanbrengen in de ontwerpbegrotingen overlegt hij met het betrokken college over de voorgenomen wijziging. Indien over de wijziging geen overeenstemming wordt verkregen, vraagt de kerkenraad bemiddeling van het regionale college voor de behandeling van beheerszaken. Eerst na bemiddeling van het regionale college neemt de kerkenraad een definitief besluit.
  4. Nadat de kerkenraad de begrotingen voorlopig heeft vastgesteld, worden deze in samenvatting in de gemeente gepubliceerd en tevens gedurende een week in haar geheel voor de leden van de gemeente ter inzage gelegd. De kerkenraad stelt de leden van de gemeente in de gelegenheid hun mening over de begrotingen kenbaar te maken op de wijze die in de regeling voor de wijze van werken van de kerkenraad is aangegeven. Daarna stelt de kerkenraad de begrotingen en het collecterooster vast.
  5. Indien een kerkenraad wijzigingen wil aanbrengen in de vastgestelde begroting is het bepaalde in lid 3 en 4 van overeenkomstige toepassing. 

Ord. 11, art. 7. De jaarrekeningen
  1. Het college van kerkrentmeesters en het college van diakenen leggen elk jaar vóór 1 mei hun ontwerpjaarrekeningen over het laatstverlopen kalenderjaar aan de kerkenraad voor.
  2. Deze jaarrekeningen worden in haar geheel of in samenvatting in de gemeente gepubliceerd en tevens gedurende een week in haar geheel voor de leden van de gemeente ter inzage gelegd. De kerkenraad stelt de leden van de gemeente in de gelegenheid hun mening over de jaarrekeningen kenbaar te maken. op de wijze die in de regeling voor de wijze van werken van de kerkenraad is aangegeven.
  3. Daarna stelt de kerkenraad de jaarrekeningen vast, hetgeen strekt tot decharge van de    kerkrentmeesters respectievelijk de diakenen inzake het door hen gevoerde beheer, tenzij de kerkenraad een voorbehoud maakt, of het regionale college voor de behandeling van beheerszaken nader overleg wenst.
  4. Elk jaar wordt vóór de vaststelling van de jaarrekeningen de financiële administratie van de gemeente en van de diaconie gecontroleerd door een door de kerkenraad aan te wijzen certificerend accountant of twee andere onafhankelijke deskundigen.
 
6.3.1. Het in de gelegenheid stellen van gemeenteleden hun mening kenbaar te maken over begroting en jaarrekening
Voor de vaststelling dan wel wijziging van de begroting en voor de vaststelling van de jaarrekening worden deze stukken in samenvatting gepubliceerd in het kerkblad. De volledige stukken kunnen gedurende een week worden ingezien. Bij de publicatie worden tijd en plaats vermeld. Reacties kunnen tot drie dagen na het einde van de periode van terinzagelegging worden gestuurd aan de scriba van de kerkenraad.
 

§ 6.4. Overige taken van kerkrentmeesters en diakenen 

In deze paragraaf worden nog een aantal vermeldingen van de kerkrentmeesters en de diakenen in de ordinanties bij de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland genoemd, bedoeld om een indruk te geven van de taken, die in de kerkorde zijn toegedacht aan het college van kerkrentmeesters resp. diakenen en die in de vorige paragrafen van het model nog niet zijn genoemd. 
A. Kerkrentmeesters 
Ordinantie 3, art. 5. (beroeping van predikanten)
3. Bij de beroepsbrief behoort een aanhangsel met de schriftelijke opgave
    van de toegezegde inkomsten en rechten. Dit aanhangsel wordt ondertekend
    door de preses en de scriba van de (algemene) kerkenraad en door de
    voorzitter en de secretaris van het college van kerkrentmeesters. 
Art. 10.
2. Aan de ouderlingen die in het bijzonder zijn aangewezen tot kerkrentmeester
    is bovendien toevertrouwd, tezamen met de andere kerkrentmeesters, 
    - de verzorging van de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de
       gemeente van niet-diaconale aard,
    - het bijhouden van de registers van de gemeenteleden en van het doopboek,
       het belijdenisboek en het trouwboek. 
Art. 28.
2. De kerkelijke medewerkers worden benoemd door of vanwege de ambtelijke
     vergadering of het kerkelijke lichaam onder verantwoordelijkheid waarvan
     zij werkzaam zijn. Een kerkelijke medewerker wordt aangesteld
    - voor een gemeente door het college van kerkrentmeesters of door het
       college van diakenen. 

Ordinantie 4 

Art. 8.

5. De kerkenraad stelt telkens voor een periode van vier jaar een beleidsplan op,
    na daarover overleg gepleegd te hebben met het college van kerkrentmeesters,
    het college van diakenen en met alle daarvoor in aanmerking komende organen
    van de gemeente.
 
Ordinantie 5 

Art. 6.

2.  De kerkmusicus wordt benoemd door de kerkenraad na overleg met het
     college van kerkrentmeesters, bij voorkeur uit de leden van de kerk. De
     aanstelling van de kerkmusicus geschiedt door het college van
     kerkrentmeesters.

Art. 7.
  
1. Ten behoeve van de zorg voor het kerkgebouw en de goede gang van
     zaken daarin tijdens de kerkdiensten kunnen de kerkrentmeesters zich
     laten bijstaan door een koster
2. De koster wordt benoemd door de kerkenraad op voordracht van het
    college van kerkrentmeesters, bij voorkeur uit de leden van de kerk.
    De aanstelling van de koster geschiedt door het college van
    kerkrentmeesters. 

Art. 8.  Het kerkgebouw

1.  De zorg voor het kerkgebouw en de goede gang van zaken daarin tijdens de
     kerkdiensten berust bij het college van kerkrentmeesters. 
2.  Over de inrichting van het kerkgebouw beslist de kerkenraad, gehoord het
     orgaan van de kerk dat op dit terrein werkzaam is. 
3.  Het kerkgebouw wordt door het college van kerkrentmeesters in overleg
     met de kerkenraad bij voorrang beschikbaar gesteld voor gemeentelijke en
     kerkelijke doeleinden.
 
Ordinantie 3 
Art. 11.  Het dienstwerk van de diakenen 
1. Tot opbouw van de gemeente met het oog op haar dienst in de wereld is aan de
    diakenen toevertrouwd: 
    - de ambtelijke tegenwoordigheid in de kerkdiensten;
    - de dienst aan de Tafel van de Heer;
    - het mede voorbereiden van de voorbeden;
    - het inzamelen en besteden van de liefdegaven;
    - het toerusten van de gemeente tot het vervullen van haar diaconale roeping;
    - het verlenen van bijstand, verzorging of bescherming aan hen die dat behoeven;
    - het nemen of ondersteunen van initiatieven die gericht zijn op het bevorderen
      van het maatschappelijk welzijn;
    - het dienen van de gemeente en de kerk in haar bemoeienis met betrekking tot
      sociale vraagstukken en het aanspreken van de overheid en de samenleving op
      haar verantwoordelijkheid dienaangaande;
    - het beheren van de financiële zaken die bestemd zijn voor het diaconaat
      en zo zij daartoe geroepen worden, het dienen van de kerk in de meerdere
      vergaderingen. 

Art. 28.  De kerkelijke medewerkers 
2. De kerkelijke medewerkers worden benoemd door of vanwege de ambtelijke
    vergadering of het kerkelijke lichaam onder verantwoordelijkheid waarvan zij
    werkzaam zijn. 
    Een kerkelijke medewerker wordt aangesteld 
    - voor een gemeente door het college van kerkrentmeesters of door het
      college van diakenen;

Ordinantie 4
Art. 8.  Werkwijze
5. De kerkenraad stelt telkens voor een periode van vier jaar een beleidsplan op,
    na daarover overleg gepleegd te hebben met het college van kerkrentmeesters,
    het college van diakenen en met alle daarvoor in aanmerking komende organen
    van de gemeente. Elk jaar pleegt de kerkenraad met dezelfde colleges en organen
    overleg over eventuele wijziging van het beleidsplan. 

Ordinantie 7

Art. 3.  De viering van het Avondmaal

1. Het Avondmaal wordt bediend door een predikant, waarbij de diakenen aan de
    tafel van de Heer dienen en de ouderlingen medeverantwoordelijkheid dragen.
    De bediening geschiedt op de wijze die door de kerkenraad is vastgesteld en
    met gebruikmaking van een van de orden uit het dienstboek van de kerk.
 
Ordinantie 8

Art. 3.  De diaconale arbeid
 

3. De diaconale zorg in de gemeente en in haar omgeving krijgt gestalte in het leven
    van de leden van de gemeente, die worden opgewekt tot onderling dienstbetoon,
    tot voorbeden en tot de dienst van barmhartigheid en gerechtigheid in de wereld,
    als ook in de arbeid die door en onder leiding van de diakenen wordt verricht. 
4. De gemeente vervult haar diaconale opdracht elders in de wereld met behulp van
    en onder leiding van de diakenen en, in samenwerking met de daartoe
    aangewezen organen van de kerk, met inachtneming van het bepaalde in
    ordinantie 14. 


§ 7. Overige bepalingen

 
7.1. Periodieke evaluatie (C)
Deze plaatselijke regeling zal periodiek door de Kerkenraad worden geëvalueerd. Voorafgaand aan deze evaluatie nodigt de Kerkenraad het College van Kerkrentmeesters en het College van Diakenen uit opvattingen over en ervaringen met de plaatselijke regeling aan hem kenbaar te maken. De Kerkenraad bepaalt de frequentie waarmee de periodieke evaluatie plaats vindt.

7.2. Aanduiding
Deze aangepaste versie van de plaatselijke regeling kan worden aangeduid als 'Plaatselijke regeling GKZM 2008'.

Ondertekening 
Aldus te Zevenhuizen opnieuw vastgesteld in de vergadering van de Kerkenraad van 14 april 2008 
G. Gerding, voorzitter                                                        D.J. van der Poort, scriba 
terug
 
 

Inloggen


Kerkdienst
datum en tijdstip 24-11-2024 om 9.30 uur
meer details

 
Meer kerkdiensten
mail
 
Orde van Dienst
mail
 
Kerkdiensten Ontmoetingskerk Z-M
mail
Kijken en luisteren via kerkdienstgemist.nl
 
Komende gebeurtenissen
mail
 
NBG Bijbelleesrooster
mail
 
Kerk & Israël
mail
 
Website
mail  
Kopij voor deze website
Inloggegevens kwijt?
 
Bankrekening Kerk Bankrekening Diaconie
mail  Zie Contactgegevens
 
Privacyverklaringen
mail 
 
ANBI-gegevens
mail
 
 
  Protestantsekerk.net is een samenwerking tussen de dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland en Human Content Mediaproducties B.V.